Animatie toepassen op objecten

U kunt uw presentatie dynamischer maken door animaties toe te passen op de objecten in een dia. U kunt tekst bijvoorbeeld per opsommingsteken in een lijst laten verschijnen of een afbeelding maken van een bal die stuiterend in de dia verschijnt.

Objectanimaties worden animatie-effecten genoemd. Er zijn verschillende animatie-effecten beschikbaar, afhankelijk van het type object (tekstvak, diagram, tabel, vorm of media, zoals een foto, audio of video).

Bij een animatie in wordt een object binnengeschoven in een dia. Bij een animatie uit wordt een object uit een dia verplaatst. Het verplaatsen van een object binnen een dia heet een taakanimatie.

Een object in een dia laten verschijnen of verdwijnen

U kunt een object op een dia laten verschijnen, verdwijnen of laten verschijnen en weer verdwijnen.

  1. Selecteer het object of het tekstvak dat u wilt animeren.

  2. Voer een of meer van de volgende stappen uit:

    • Het object op de dia laten verschijnen: Klik op de tab 'Animatie in' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant, klik op 'Voeg een effect toe' en kies een animatie.

      Als u geen navigatiekolom ziet of als deze geen tab 'Animatie in' bevat, klikt u op Knop 'Animatie' in de knoppenbalk.

    • Het object van de dia laten verdwijnen: Klik op de tab 'Animatie uit' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant, klik op 'Voeg een effect toe' en kies een animatie.

      Als u geen navigatiekolom ziet of als deze geen tab 'Animatie uit' bevat, klikt u op Knop 'Animatie' in de knoppenbalk.

  3. Gebruik de regelaars om onder andere de duur van de animatie te wijzigen.

U kunt ook meerdere objecten als één object laten bewegen door de objecten te groeperen en vervolgens een animatie op de groep toe te passen.

Een object rond de dia laten bewegen

U kunt met taakanimaties objecten langs een pad laten bewegen of het uiterlijk van een object veranderen, zonder het object op de dia te laten verschijnen of verdwijnen. U kunt bijvoorbeeld de grootte van een object veranderen of het transparant maken.

Er zijn twee typen taakanimaties: Eenvoudige taakanimaties wijzigen het uiterlijk van het object door de positie of grootte aan te passen. Taakanimaties voor nadruk beginnen en eindigen in dezelfde positie en worden gebruikt om de aandacht te vestigen op een object op de dia.

U kunt eenvoudige taakanimaties combineren om een interessante animatie te maken. Zo kunt u bijvoorbeeld een verplaatsingsanimatie toepassen en deze op hetzelfde moment laten afspelen als een roteeranimatie, zodat het object al draaiend over de dia beweegt.

  1. Selecteer het object waarop u een animatie wilt toepassen.

  2. Klik op de tab 'Taak' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet of als de navigatiekolom geen tab 'Taak' bevat, klikt u op Knop 'Animatie' in de knoppenbalk.

  3. Klik op 'Voeg een effect toe' en kies een animatie.

  4. Pas met de regelaars de animatie aan.

  5. Om nog een eenvoudige taakanimatie op een object toe te passen, klikt u op de rode ruit onder het object en kiest u een andere animatie.

  6. Om twee eenvoudige taakanimaties te combineren, past u in het tabblad 'Taak' boven in de navigatiekolom beide eenvoudige taakanimaties op een object toe, selecteert u 'Animatievolgorde' en kiest u vervolgens in het venster 'Animatievolgorde' de optie 'Met animatie' om de vorige animatie te selecteren.

Wanneer een object als gevolg van een taakanimatie van positie verandert, verschijnt er een 'schijnobject' op de dia. Deze schijnobjecten geven de resulterende positie van een object met een taakanimatie aan.

Objecten in gedeelten opbouwen

Tabellen, diagrammen, lijsten of blokken tekst kunt u in één keer laten verschijnen, of stukje bij beetje opbouwen. U kunt bijvoorbeeld een cirkeldiagram per cirkelsegment op een dia laten verschijnen of een lijst punt voor punt laten verschijnen.

  1. Selecteer een tabel, diagram of tekstblok met een animatie.

  2. Klik op de tab 'Animatie in' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet of als deze geen tab 'Animatie in' bevat, klikt u op Knop 'Animatie' in de knoppenbalk.

  3. Klik op het venstermenu 'Uitvoeren' en kies de gewenste animatie in voor het object.

    De beschikbare uitvoeringsopties zijn afhankelijk van het gekozen type object. Een cirkeldiagram kan bijvoorbeeld per segment worden opgebouwd, en een staafdiagram per set.

    Sommige effecten, zoals 'Inschuiven', hebben aanvullende opties voor tekstweergave. Met opties voor tekstweergave kunt u woorden of tekens van een animatie voorzien. U kunt bijvoorbeeld diverse alinea's met een bepaald effect laten binnenkomen, maar tegelijk de woorden in de alinea tijdens de uitvoering van het alinea-effect in willekeurige volgorde laten verschijnen.

De animatievolgorde en timing wijzigen

U kunt de volgorde wijzigen waarin objecten op een dia bewegen. Ook kunt u de timing van animaties aanpassen en instellen dat bepaalde effecten automatisch na andere worden uitgevoerd, of ze juist gelijktijdig met andere laten uitvoeren. Ook kunt u opgeven wanneer een animatie begint.

Het venster voor de animatievolgorde
  1. Selecteer de dia met de animatie-effecten waarvan u de volgorde wilt wijzigen.

  2. Klik op de tab 'Animatie in', 'Animatie uit' of 'Taak' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet of als deze de genoemde tabs niet bevat, klikt u op Knop 'Animatie' in de knoppenbalk.

  3. Klik op 'Animatie uit' onder aan de tab.

    Alle animatie-effecten op de dia worden daar vermeld. Om de animatievolgorde voor een specifiek object gemakkelijk te kunnen identificeren, selecteert u het object op de dia.

  4. Om de animatievolgorde voor een animatie-effect te wijzigen, sleept u het animatie-effect naar een nieuwe positie in het venster 'Animatievolgorde'. Klik met de Command-toets ingedrukt om meerdere animaties te selecteren.

    Als u een animatie-effect boven op een andere animatie sleept (waarbij ze in het venster worden samengevoegd), wordt het tweede animatie-effect automatisch afgespeeld na het effect waaraan het is gekoppeld.

  5. Om de timing voor een animatie-effect te wijzigen, selecteert u het animatie-effect, klikt u op het venstermenu 'Begin' en kiest u een optie:

    • Bij muisklik: De animatie wordt afgespeeld wanneer u klikt.

    • Met animatie (nummer): De animatie wordt gelijktijdig met de animatie ervoor afgespeeld.

    • Na animatie (nummer): De animatie wordt afgespeeld nadat de voorgaande animatie is afgelopen. Pas de vertraging aan met de pijlen naast het veld 'Vertraging'.

Een animatie verwijderen

Om een animatie-effect te verwijderen, verandert u het animatie-effect in 'Geen'.

  1. Selecteer het object dat u wilt wijzigen.

  2. Klik op de tab 'Animatie in', 'Animatie uit' of 'Taak' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet of als deze de genoemde tabs niet bevat, klikt u op Knop 'Animatie' in de knoppenbalk.

  3. Klik op 'Wijzig' en kies vervolgens 'Geen'.