Objecten uitlijnen en positioneren

Gebruik de hulplijnen voor uitlijning en afstanden om objecten nauwkeurig te plaatsen. Als de hulplijnen zijn ingeschakeld, worden deze weergegeven wanneer u een object op een dia sleept uitgelijnd met of op gelijke afstand van een ander object. U kunt de hulplijnen naar wens in- of uitschakelen. U kunt ook de locatie van een object opgeven door x- en y-coördinaten op te geven.

Gele hulplijnen boven twee objecten

Hulplijnen inschakelen

  1. Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' (uit het Keynote-menu boven in het scherm) en klik op 'Linialen'.

  2. Selecteer een of meer hulplijnen voor het uitlijnen:

    • Middenhulplijnen: Deze hulplijnen geven aan wanneer het midden van een object is uitgelijnd met het midden van een ander object of met het midden van de dia.

    • Randhulplijnen: Met deze hulplijnen wordt aangegeven wanneer de randen van een object zijn uitgelijnd met de rand van een ander object of met een rand van de dia.

    • Hulplijnen voor grootte: Deze hulplijnen geven aan wanneer objecten dezelfde hoogte of breedte hebben.

    • Hulplijnen voor afstand: Deze hulplijnen geven aan wanneer drie of meer objecten even ver uit elkaar staan.

Linialen tonen

U kunt linialen tonen of verbergen om u te helpen bij het plaatsen en uitlijnen van objecten op een dia. Voer een of meer van de volgende stappen uit:

  • Linialen tonen of verbergen Klik op Knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies vervolgens 'Toon linialen' (of 'Verberg linialen').

  • De liniaaleenheden wijzigen: Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' (uit het Keynote-menu boven in het scherm) en klik op 'Linialen'. Klik op het venstermenu 'Eenheid liniaal' en kies een eenheid.

  • Toon grootte en positie bij verplaatsing objecten: Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Linialen'. Schakel het aankruisvak 'Toon grootte en positie bij verplaatsing objecten' in.

Permanente hulplijnen toevoegen

U kunt hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte aanmaken om objecten in verschillende dia's op dezelfde positie te kunnen plaatsen. Deze hulplijnen blijven zichtbaar op de dia terwijl u aan de presentatie werkt, ook als u de dia verlaat en er later naar terugkeert.

  1. Klik op Knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies vervolgens 'Toon linialen'.

  2. Plaats de aanwijzer op de verticale of horizontale liniaal, en sleep naar de dia.

    Er verschijnt een gele hulplijn.

  3. Sleep de hulplijn naar de gewenste plaats op de dia.

Om een hulplijn te verwijderen, sleept u deze van de dia.

Alle permanente hulplijnen verwijderen, verbergen of wissen

Voer een of meer van de volgende stappen uit:

  • Een horizontale hulplijn verwijderen: Sleep de lijn naar de bovenkant van de dia.

  • Een verticale hulplijn verwijderen: Sleep de lijn naar de linkerkant van de dia.

  • Alle hulplijnen verwijderen: Kies 'Weergave' > 'Hulplijnen' > 'Verberg hulplijnen' (uit het Weergave-menu boven in het scherm).

    Kies 'Weergave' > 'Hulplijnen' > 'Toon hulplijnen' om alle hulplijnen weer te geven.

  • Alle hulplijnen wissen: Kies 'Weergave' > 'Hulplijnen' > 'Wis alle hulplijnen op dia'.

Een object uitlijnen met behulp van x- en y-coördinaten

  1. Selecteer een object.

  2. Klik op de tab 'Orden' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet, of als deze geen tab 'Orden' heeft, klikt u op Opmaakknop in de knoppenbalk.

  3. Voer in de velden bij 'Positie' waarden in voor x en y.

    De x-waarde wordt gemeten vanaf de linkerrand van het werkblad tot de linkerbovenhoek van het object.

    De y-waarde wordt gemeten vanaf de bovenrand van de dia tot de linkerbovenhoek van het object.

Wanneer u een object dia sleept, worden de x- en y-coördinaten van het object weergegeven.

Objecten uitlijnen met de rand van de dia

U kunt al uw objecten uitlijnen met de rand van een dia.

  1. Selecteer een of meer objecten.

  2. Klik op de tab 'Orden' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet, of als deze geen tab 'Orden' heeft, klikt u op Opmaakknop in de knoppenbalk.

  3. Klik op het venstermenu en kies een optie.

    Als twee of meer objecten zijn geselecteerd, worden de objecten uitgelijnd met het object dat het meest in de geselecteerde richting staat. Als u bijvoorbeeld drie objecten links uitlijnt, blijft het meest linkse object op zijn plaats staan en worden de andere objecten hiermee uitgelijnd.

Objecten op gelijke afstand plaatsen

U kunt objecten zo plaatsen dat ze zich op een gelijke afstand van elkaar bevinden op zowel de horizontale als de verticale as.

  1. Selecteer drie of meer objecten.

  2. Klik op de tab 'Orden' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant.

    Als u geen navigatiekolom ziet, of als deze geen tab 'Orden' heeft, klikt u op Opmaakknop in de knoppenbalk.

  3. Klik op het venstermenu 'Verdeel' en kies een optie:

    • Gelijkmatig: Objecten worden op een gelijke afstand van elkaar geplaatst op zowel de horizontale als de verticale as.

    • Horizontaal: Objecten worden op een gelijke afstand van elkaar geplaatst op een horizontale as.

    • Verticaal: Objecten worden op een gelijke afstand van elkaar geplaatst op een verticale as.

Een object punt voor punt verplaatsen

U kunt een object in stappen van precies één punt verplaatsen.

  • Selecteer een object en druk vervolgens op een pijltoets voor de gewenste richting.

    Om een object met 10 punten tegelijk te verplaatsen, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u op een van de pijltoetsen drukt.