1. Klik op in de knoppenbalk en selecteer een tabellay-out.

   Klik op de pijl-links of de pijl-rechts om meer stijlopties weer te geven.

2. Om in een cel te typen, klikt u op de cel en voert u de gewenste inhoud in.

3. Voer een of meer van de volgende stappen uit:

   • De tabel verplaatsen: Klik erop en sleep vervolgens uit de linkerbovenhoek naar de gewenste positie op de dia.

   • Typen in een cel: Klik op de cel en voer de gewenste inhoud in.

   • De vormgeving van een tabel of de bijbehorende cellen wijzigen: Gebruik de regelaars in de navigatiekolom aan de rechterkant.

Als u de vormgeving van een tabel of de tabelcellen wilt wijzigen, gebruikt u de regelaars in de navigatiekolom aan de rechterkant. Als u geen navigatiekolom ziet, klikt u op in de knoppenbalk.

• Klik op de tabel, klik op in de linkerbovenhoek om de hele tabel te selecteren en druk vervolgens op de Delete-toets.

Tabellen hebben een tijdelijke naam als plaatsaanduiding, zoals "Tabel 1". U kunt deze naam naar wens weergeven, wijzigen of verbergen. Elke tabel moet een unieke naam in de presentatie hebben.

• Een tabelnaam weergeven of verbergen: Klik met de Control-toets ingedrukt op de balk links van rij 1 en kies 'Toon tabelnaam' of 'Verberg tabelnaam'.

  U kunt ook het aankruisvak 'Tabelnaam' in- of uitschakelen in het tabblad 'Tabel' van de navigatiekolom. (Als u geen navigatiekolom ziet of als deze geen tab 'Tabel' bevat, klikt u op in de knoppenbalk.)

• De naam wijzigen: Klik driemaal op de naam op de dia en typ een nieuwe naam.

• Een rand om de tabelnaam weergeven: Klik op de tab 'Tabel' boven in de navigatiekolom aan de rechterkant en schakel het aankruisvak 'Omtrek rond tabelnaam' in.

  Als u geen navigatiekolom ziet of als deze geen tab 'Tabel' bevat, klikt u op in de knoppenbalk.